Een week na de tweejaarlijkse portfoliogesprekken spreekt Verus met rector Thijs Jan van der Leij en interim afdelingsleider Gert van den Heuvel. Die laatste postte op LinkedIn over de gesprekken: Ik mocht twee dagdelen wegens vervanging deze gesprekken doen. Wat ik zag, hoorde en voelde was prachtig! Prachtige en steengoede reflecties, ontroerende showcases, betrokken ouders en bovenal leerlingen die in staat zijn zichzelf te presenteren en zich te laten zien! Een uniek voorbeeld van ontwikkeling en leren.
Zo uniek is dat toch niet, zou je zeggen: Heel veel scholen laten leerlingen portfolio’s presenteren. “Maar hier is het echt anders”, zegt Van den Heuvel, die heel wat scholen van binnen zag. “Het is voor mij de eerst keer dat ik dit op deze manier zie en dat het ook wérkt.” En dat heeft volgens Van der Leij alles te maken met het feit dat dat portfolio geen los ‘dingetje’ is, maar een van de resultaten van een heel proces. De school heeft nagedacht over haar eigen ‘narratief’ en schreef een nieuw beleidsplan waarin verwoord staat hoe zij denkt over onderwijs.
Één van de uitkomsten is streven naar persoonlijk leren. “Dat is iets anders dan gepersonaliseerd leren”, legt de rector uit. “Persoonlijk leren is het aanreiken van tools waardoor de jongere zelf leert wat hij wil en kan. Daarbij hoort ook meer formatief met leerlingen analyseren waar ze staan. Want summatief toetsen is toetsen wat een leerling níet weet”, zegt Van der Leij. “Terwijl wij hen willen leren reflecteren op hun eigen ontwikkeling. Leren nadenken over wat ze wel kunnen, nog willen leren en wie of wat ze daarvoor nodig hebben. Dat is heel wezenlijk.” Het portfolio is dan een logisch middel.
Van der Leij haast zich te zeggen dat het Farel nog in een transitie zit van het summatieve naar formatieve. “Werkdruk is daarbij ook een ding. We hebben in één jaar 120 toetsmomenten. Bedenk maar eens wat dat betekent voor leerlingen én docenten.”
Prachtig vindt Van den Heuvel het dat er twee dagen lang de tijd is voor mentoren om met hun leerlingen en ouders te praten. De leerling heeft dat gesprek helemaal voorbereid aan de hand van een aantal vaste onderwerpen: de wereld en ik, showcase, waar moet ik nog aan werken, cijfers, thuissituatie, dagelijks leven… “Je ziet leerlingen volledig in hun kracht staan. Ze krijgen de regie, beschrijven hun valkuilen en gaan voorbij aan ‘je best doen’ want je praat met hen over welke stappen ze gaan zetten om verder te komen.”
“Als de ouders niet kunnen, gaat het gesprek niet door”, zegt Van der Leij. “Je hebt de ouders nodig om in verbinding met het kind het gesprek te voeren.”
Dat ervaarde Van den Heuvel ook. “Ik had bijvoorbeeld een gesprek met een meisje en haar vader. En op een gegeven moment vroeg ik aan die vader: ‘Wat maakt haar nou uniek in uw ogen?’ En ineens was ik er tussenuit. Het werd een gesprek tussen hen. Ik zag een twinkeling in zijn ogen, verwachting bij haar. Onderwijs gaat over de ontwikkeling van mensen in het algemeen. Veel scholen zeggen: die relatie met de ouder is heel erg belangrijk. Hier zie ik het echt gebeuren.”
Beiden hebben hier een gedeelde opvatting. Van der Leij: “Dwalen er vorige week een klein jongetje en meisje met een knuffel door de gang, op zoek naar hun broer. Je krijgt zo als school contact met het gezin. En andersom. Ik weet dat er ouders zijn die tijdens het gesprek zitten te janken omdat ze hun kind helemaal anders zien.”
En mentoren? Voor hen is het superintensief. En heel waardevol. Van der Leij: “Ik zie mentoren die helemaal hyper zijn als ze eruit komen, zo prachtig. Het vraagt veel van je. Veel concentratie. En we willen de manier waarop mentoren de gesprekken leiden nog verder professionaliseren. Maar iedereen ziet hoeveel dit oplevert.”
Wat de portfoliogesprekken doen met de motivatie van leerlingen, kan Van der Leij niet zeggen. Wat hij wel ziet: Dat autonomie hen motiveert. Neem bijvoorbeeld de Farel Academy Model United Nations, waarbij Farelleerlingen en leerlingen van 31 verschillende nationaliteiten een vergadering van de Verenigde Naties nabootsen. “Leerlingen geven aan dat ze zich vertrouwd weten met de school, met mij. Ze mogen iets neerzetten wat kwaliteit heeft, zelf alles regelen, alles kan en ze hebben een dijk van een programma. Zo zou onderwijs moeten zijn. Hier gaat het om autonomie, competentie en relatie. En hier zie je dat leerlingen wel degelijk weten wat goed voor ze is.”
Van der Leij trekt het breder: “Waarom regelen wij het profielwerkstuk voor de kinderen? Waarom kunnen ze niet zelf laten zien hoe ze zich profileren? Waarom organiseren wij de goededoelenacties? Wat gebeurt er als ze zelf geld inzamelen voor een zelf gekozen excursie? Het hele idee dat de leraar bepaalt, moet op zijn kant. Motivatie komt als een leerling zelf aan de slag kan gaan. Daarvoor is zo’n portfolio een mooie eerste stap.”
Verus. Vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs.